EL46
Mijn adem deinde op de golven
van oneindige vrede.
Op golven van veelvoudige klanten,
uit de eerste trillingen ontstaan.
En hart en oor
hebben die dankbaar ontvangen.
♥
Dezelfde dualiteit die wij in de natuur waarnemen, den die we op verschillende niveaus van de schepping kunnen vermoeden, doet zich klaarblijkelijk ook bij de mens voor. Waarschijnlijk ben je meer dan eens in een innerlijke strijd gewikkeld geweest in een contract tussen twee tegengestelde krachten, die je geest onrustig maakte en die het je moeilijk maakte om daar een evenwicht in te vinden. Het is niet zo, dat de ene kracht het goede en de andere het kwade belichaamt. Het is ook niet zo dat de ene beter en de ander slechter is.
Beiden zijn schalen van en weegschaal, met elkaar verbonden, en bijeengehouden door een stang in het midden, die ze allebei hoog houdt. Daarom kan de ene ook niet zonder de andere. In de impuls waarmee de ene naar de andere getrokken wordt, ligt het zoeken naar evenwicht, naar balans, het zoeken naar harmonie. Harmonie is echt overals, een expressie van het evenwicht.
In de natuur zien we een voortdurend opkomen van krachten die aan elkaar tegengesteld zijn, en weer in balans komen. Maar wie in staat is echt goed te kijken vind het geheim hierachter.
Want alles wat buiten ons gebeurt, gebeurt ook bij ons van binnen. En alles is met elkaar verbonden als parels aan een ketting, of als de kringen die in het water ontstaan als we er een steen in gooien, of als de golven die de klanken verder dragen. Inademen en uitademen, mannelijk en vrouwelijk, geven en nemen – alles is volmaakt geschapen, het lichaam van de mens plant deze weegschaal voort, het is het boek waarin het geheim van het evenwicht geschreven staat.
Als de mens in staat is de tegenstellingen die in hem strijden tot samenklank, tot harmonie te brengen; de krachten die ogenschijnlijk proberen hem tot verdeeldheid te brengen; als hij merkt dat datgene wat hij als dualiteit waarneem, in werkelijkheid slechts de uiterlijke verschijningsvorm is; als hij dus dichter bij zijn innerlijke centrum komt en voelt hoe er in hem harmonie ontstaat, dan zal hij met het centrum van de schepping zelf in contact zijn, met de bron waaraan alle stromen van het universum ontspringen. Hij zal het werk van een groot alchemist volbrengen. Eerst dan zal hij zich weer in de eenheid kunnen verenigen, opnieuw mens kunnen zijn.
Toen hij voor de beide schalen van de weegschaal stond, geloofde de mens dat hij een van de twee kon of moest kiezen. En daarmee schiep hij de onbalans, die hem verdeeld gemaakt heeft en heeft afgescheiden van de harmonie van het universum.
Daarom moet nu ons werk van het centrum uitgaan, zogezegd van onze wervelkolom, dus van de basis die beide lichaamshelften ondersteunt. En vanuit die nieuwe gezichtspunt kunnen wij onze dualiteit bekijken en kunnen we begrijpen dat de enige keus die we moeten maken is, om alles wat van onszelf en van ons ware wezen is afgescheiden, weer te verenigen.
De figuur van een mens met uitgestrekte armen is een symbool van de weegschaal of van het kruis en het punt waar het horizontale en het verticale samenkomen ligt bij het hart, het centrum van gevoelens en van de liefde. De liefde is de grote kracht die alles samenhoudt, het principe dat elke scheiding opheft, en de muren van onze begrenzingen omver haalt. Die liefde moeten we leren, zodat in ieder van ons het evenwicht kan ontstaan, waar we zo moeizaam naar op zoek zijn. Dan kan ieder van ons een harmonische klank worden, een lied van vreugde.